Er bestaan drie verschillende toedieningsvormen voor Ig’s. Dit zijn de intraveneuze, de subcutane en de gefaciliteerd subcutane vorm.
De effectiviteit van de drie toedieningsvormen is vergelijkbaar. Op een aantal andere kenmerken verschillen de toedieningsvormen echter wel. De mate waarin deze kenmerken aansluiten bij de individuele wensen en mogelijkheden, verschillen per patiënt. Het is daarom van belang een goede afweging te maken wanneer er voor een van de drie toedieningsvormen wordt gekozen.
Met de gefaciliteerd subcutane toedieningsvorm en de intraveneuze toedieningsvorm is één toediening per drie à vier weken mogelijk (dit is per individu verschillend).
Subcutane toediening van immunoglobulinen vindt doorgaans één keer per week plaats (dit is per individu verschillend).
Gefaciliteerd subcutane toediening en intraveneuze toediening van immunoglobulinen duurt gemiddeld circa twee uur per keer. Met een gemiddelde toedieningsfrequentie van circa eens per maand, betekent dit een maandelijkse toedieningstijd van circa twee uur.
Subcutane toediening van immunoglobulinen duurt gemiddeld circa één uur per keer. Met een gemiddelde toedieningsfrequentie van circa eens per week, betekent dit een maandelijkse toedieningstijd van circa vier uur.
Bij intraveneuze toediening van immunoglobulinen is sprake van één prikmoment per toediening.
Doorgaans is dit ook bij gefaciliteerd subcutane toediening het geval; er wordt gewoonlijk één toedieningsplaats gebruikt.
Bij subcutane toediening van immunoglobulinen worden vaak meerdere toedieningsplaatsen en naalden tegelijk gebruikt. Dit betekent dat er per toediening meerdere prikmomenten zijn.
Bij intraveneuze toediening van immunoglobulinen zijn het met name systemische bijwerkingen die op de voorgrond staan, zoals hoofdpijn, misselijkheid of algehele malaise.
Bij subcutane en gefaciliteerd subcutane toediening van immunoglobulinen zijn het met name lokale bijwerkingen die op de voorgrond staan, zoals pijn, jeuk, roodheid en zwelling op de plaats van toediening.